versterken het zwemplezier
Kiezen voor een zwemvijver doe je omdat je natuur en natuurlijkheid belangrijk vindt. Veel kans dus dat er in jouw tuin ook heel wat streekeigen planten, van bodembedekkers tot bomen, groeien. Ze oefenen een grote aantrekkingskracht uit op tuinvogels en die zorgen op hun beurt voor een tuin vol leven en kleur.
Niets beter dan natuurlijkheid om het vakantiegevoel en dus ook het zwemplezier in jouw zwemvijver te vergroten. Struiken en bomen gaan voor een flink pakket aan groen, beschermen tegen wind, geven schaduw waar het moet en creëren ineens privacy waar het nuttig of nodig is. Tegelijk markeren ze op perfecte wijze de evolutie van de seizoenen. Van lente tot zomer - en dus het volledige zwemseizoen - geven ze bloemen of bloesems, bessen en vruchten. Voor de vroeg- of laatzwemmers komt er nog eens het uitlopen van de bladeren of het overgaan in schitterende herfstkleuren
bij. Tussen en doorheen al dat groen vliegen, kwetteren en fluiten tuinvogels dat het een lieve lust is.
VEELHEID AAN GEFLUIT
Tuinvogels versterken met hun aanwezigheid en zang het aangename gevoel van verbondenheid met de natuur. Geef ze dus alle mogelijke kansen voor het verzamelen van voedsel, het bouwen van nesten en mogelijkheden om aan gezinsuitbreiding te doen. Vooral dat laatste is belangrijk wil je dat ze van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat mooie fluitconcerten laten horen. Weet wel dat het vroeg in de lente hun manier is om als mannetje indruk te maken op vrouwtjes en er eentje als broedpartner te verleiden. Later schakelt het gefluit over naar territoriumgedrag.Ze maken aan soortgenoten duidelijk dat jouw tuin aan hen en geen andere vogel toebehoort. We interpreteren het niet zo, maar ze roepen en tieren naar elkaar. Ons klinkt het nochtans allemaal als muziek in de oren. Zij het dat je mits wat oefening toch wel verschillen kan horen. Een merel die alarm slaat klinkt bijvoorbeeld helemaal anders dan eentje die in de top van de tuin een lied zit te fluiten. Na een tijdje lukt het je zelfs de deuntjes van de verschillende vogelsoorten te herkennen en moet je de vogels niet eens meer zien om te weten wie er fluit, frazelt of tjilpt. De vink bijvoorbeeld laat haar deuntjes steevast eindigen op een gezongen ‘suskewiet’ en de merel zingt net als de lijster korte strofes. De merel doet steeds andere strofes, terwijl de lijster voor herhaling gaat en het allemaal nog wat uitbundiger en luider doet.
DOE-HET-ZELF-VOGELS
Vink, merel en lijster krijg je zo goed als spontaan in elke natuurlijke tuin. Ze houden namelijk van een gevarieerde beplanting en maken nesten in zowel hagen, struiken, middelgrote bomen en zelfs scheervormen van beuk (Fagus) en haagbeuk (Carpinus). Hulp hebben ze daarbij niet nodig. Twijgjes, droge grassprietjes, wat mos, veertjes, zelfs restjes touw en ander klein materiaal sprokkelen ze bij elkaar in en rond jouw tuin. Woon je in een dichtbebouwde buurt of erg verstedelijkte omgeving, maak het hen dan extra gemakkelijk door wat extra materiaal aan te reiken. Het kan met sisaldraadjes en kokosvezel die je in tuincentra en dierenspeciaalzaken kan kopen als nestmateriaal voor volièrevogels. Tuinvogels zijn er even blij mee. Even goed zijn plukjes wol of haren uit de staart van een paard of pony die je, al dan niet samen met de kinderen, tijdens een wandeling op de buiten van een omheiningsdraad plukt. Leg het voor het rapen op een schaaltje op je terrastafel, stop het in een garde of klopper, zelfs in een voederbol en hang het aan een tak of bind het gewoonweg tegen een boom. Je zal versteld staan hoe snel de vogels het vinden en met welk plezier ze het naar hun toekomstige thuis dragen.
GEVAARLIJKE TOESTANDEN
Heb je een kat die regelmatig de tuin in mag, dan weet je gegarandeerd dat het een geduchte vogelvanger kan zijn. Vaak komen ze trots hun vangst aan jou presenteren. Tot aan de achterdeur als het moet. Vooral in het nest- en broedseizoen zijn vogels een gemakkelijke prooi. Je kat het vangen afleren, is onmogelijk. Ze straffen heeft geen zin en ze in huis opsluiten een absolute vermindering van levenskwaliteit. Jagen op een prooi zit in hun genen en maakt dus deel uit van hun natuur. Zoek ook geen heil in het aanbinden van een belletje. Poezen kunnen muisstil sluipen om dan zo snel als een bliksemschicht uit te halen naar een argeloos vogeltje. Van dierenartsen leerden we dat het best is ze ’s morgens een flinke portie vleesrijk voer voor te zetten, daarmee stil je hun jachtlust. Katten zorgen, net als honden, voor nog een ander dodelijk gevaar. Eentje waar we zelf de hand in hebben. De bandjes die we ze aanbinden of de producten die we gebruiken om onze dieren luisvrij te houden zijn weliswaar voor hen ongevaarlijk, maar voor vogels vaak dodelijk. Vooral voor de toekomstige jongen. Tegen beter weten in verzamelen vogels haren van katten en honden die ze vinden op alle mogelijke plekken in de tuin. Van haren die we na het kammen van ons lievelingsdier buiten lieten wegwaaien tot haren die bleven haperen in een struik of tegen een muur. In een nest vind je ze terug als binnenbekleding, zeg maar het zacht bedje waarop eitjes worden gelegd en jongen geboren. De gifstoffen die er in zitten zijn voor onze kat en hond onschadelijk, voor de vogeltjes die vaak maar enkele grammen groot geboren worden, zijn het te grote en dus gevaarlijke, vaak dodelijke hoeveelheden. Laat ze dus beter achterwege.
GRAAG NESTKASTJES
Ook holenbroeders als kool- en pimpelmees zijn gevoelig voor al deze gevaren. In nieuwe en vooral ook strakkere tuinen worden zij echter bijkomend geconfronteerd met het vinden van een plek om te wonen. Hun groepsnaam ‘holenbroeders’ laat duidelijk verstaan dat hun voorkeur uitgaat naar een absoluut en liefst rondomrond beschermd huisje. In de vrije natuur, in parken en in landbouwgebied vinden ze die spontaan in oude verweerde bomen, denk knotbomen en bomen met dood hout in. De boom gaat daarbij vaak zelf voor initiatief. Waar een dode tak afbreekt ontstaat vaak een holte die meer dan groot genoeg is voor deze kleine vogeltjes. Zelf hakken ze er geen nest in uit. Er zijn vogels die dat wel doen. Denk de grote bonte specht. Elk jaar opnieuw timmert - of noem het beter beitelt - hij een nieuw nest. Wie de nesten van de voorbije jaren gebruikt maakt hem niet uit! Zelf kan je natuurlijk ook helpen. Door het ophangen van nestkasten. Weet wel dat vogels kieskeurig zijn. Vooral waar het aankomt op de invliegopening. Koolmees en pimpelmees, spreeuw en bonte vliegenvanger willen een rond gat met een diameter van respectievelijk 28 mm, 32 mm, nog eens 32 mm en 45 mm. De gekraagde roodstaart heeft het liever ellipsvormig, 3 cm breed en 5 cm hoog, terwijl de grauwe vliegenvanger en roodborst een opening verkiezen die nestkastbreed is over 11 cm hoog of meer. Eén ding willen ze allemaal: een vlieggat open naar oost of zuidoost. Open naar het noorden raast er koude wind binnen, vanuit het westen komt er slagregen en open naar het zuiden vangt het nest wel eens te veel zon en warmte.
WAT MET GROOT?
Bij veel mensen horen grotere vogels minder tot de favorieten. Alles wat groter is dan een merel en dus langer is 29 centimeter gemeten van puntje bek tot puntje staart. Voor tortelduiven willen we nog wel eens een uitzondering maken. Mogelijk omdat ze ons zo mooi partnergeluk en monogaam samenzijn voorspiegelen. Bos- en houtduiven verfoeien we dan weer. We vinden ze te lomp in uitzicht en te lawaaierig als ze vleugelklappend uit een kruin van een boom willen wegvliegen. Gaai en ekster vinden we dan weer te agressief en te luid roepend. Nochtans zijn het mooie vogels. De gaai gaat voor een kleurig verenkleed en de ekster voor een gedistingeerd uiterlijk met de allure van een ouderwetse butler. Zwarte vogels als kauw en kraai hebben dan weer hun kleur of het ontbreken van kleur tegen. Deze vogels helpen gebeurt dus zelden tot nooit. Ze moeten het zelf maar zien te redden, van nestplaats vinden tot het verzamelen van voedsel. Met dat laatste duwen we ze weliswaar weer wat verder in pluken roofgedrag …
ZAKBOEK VOOR DE VOGELTUIN
Steeds meer mensen zijn gefascineerd door vogels, maar weten niet hoe ze deze in eigen tuin of tot op terras en balkon krijgen. Het Zakboek voor de Vogeltuin brengt daar verandering in. Tuinjournalist Marc Verachtert, medewerker van onder andere ZwembadenPlus en ook auteur van het succesrijke en vooral praktische Zakboek voor de Klimaattuin, geeft op boeiende wijze praktische tips om vogels tot regelmatige, vaak zelfs vaste gast te maken in je tuin of op je groene terras of balkon. Een dertigtal vogelportretten laat je verder kennismaken met soorten die je mag verwachten en met plezier zult observeren.
DE BLAUWE REIGER IS ZO’N GRACIEUZE VERSCHIJNING EN JAGER DAT HET EEN PLEZIER IS OM NAAR HEM TE KIJKEN.
Waterhoen, meerkoet, eend en reiger horen ook niet tot de favoriete tuinvogels. Hun grootte speelt een rol en in jouw geval ook het willen bezit nemen van de tuin- en zwemvijver. Zelf vinden ze het een uitgelezen plek om op neer te strijken en als het kan er lang te blijven. Heeft je vijver een mooie groene boord of is hij aan meer dan één zijde ingepakt met de helofyten- of plantenfilter, dan vinden waterhoen, meerkoet en eend wel eens dat het een ideale plek is om hun nest te maken. De eerste dagen oogt dat mooi en gezellig en ook hun nest - vooral dat van het waterhoentje - ziet er fantastisch mooi uit. Het is een gevlochten matje van onder andere de bladeren van gele lis. Wat volgt zijn problemen. Tijdens elk zwempartij droppen deze vogels mest in het water. Daarmee hypothekeren ze jouw zwemplezier en zorgen ze door het bijbrengen van voedingsstoffen voor gevaar op explosieve algengroei. Gelukkig voor ons zijn het bange vogels. Zodra je regelmatig het water induikt, wat lengtes zwemt of zelfs gewoon rond de zwemvijver stapt, houden ze het voor bekeken en zoeken ze rustiger oorden op.
WELKOM VISDIEVEN
De reiger is een vogel apart. Hij is namelijk niet op zoek naar een nestplaats, want hij broedt samen met soortgenoten in kolonies. Liefst van al doen ze dat in toppen van hoge bomen. Het kan kilometers ver van jouw tuin zijn. Hij komt er uitsluitend op zoek naar eten. Hoog op zijn menu staan vissen en amfibieën, van salamander tot kikker en ook grotere waterinsecten en hun larven. Hij komt alleen als hij meent dat de kust veilig is. Lees als er geen beweging te zien is en dus vaak ’s morgens vroeg of op momenten dat je niet thuis bent of het erop lijkt. Op zo’n momenten posteert hij zich standbeeldstil aan de rand van de vijver of met de poten in de ondiepe filterzone, wachtend op een hapje dat het waagt zich te verroeren of voorbij te zwemmen. Met een snelle beweging plukt hij zijn prooi met zijn bek uit het water en slokt het op. Een kikker wil daarbij wel eens aardig tegenspartelen, maar ingeslikt wordt hij. Vergeef de reiger zoveel wreedheid. Hij kan niet anders. Of toch. Een muis en mol lust hij ook wel. Maar of dat minder wreed is? Laat hem doen. Hij is zo’n gracieuze verschijning en jager dat het een plezier is om naar hem te kijken. Idem voor de ijsvogel, een absoluut kleurig vogeltje. Ja, vogeltje, want slechts 17 cm groot. Zowat een derde daarvan is trouwens snavel. Ook hij is een visser, een echte duiker zelfs. Vanop een tak die boven het water uitkraagt, observeert hij wat onder water gebeurt om bliksemsnel een visje boven te halen, het met een of enkele rake klappen te verdoven en in te slikken. Het klinkt opnieuw wreed, maar om te kunnen overleven heeft dit tuinjuweel - want dat is het echt - dagelijks zijn eigen gewicht en dus 30 tot 40 gram vis nodig. Zoek niet naar zijn nest. De ijsvogel woont en broedt in lange gangen in steile oevers van natuurlijke vijvers en ander water.